‘Houdt u van uw vrouw?’ vroeg ik een oudere man. ‘Ja, natuurlijk!’ antwoordde hij. ‘Doet u graag wat voor uw vrouw?’ Opnieuw antwoordde hij stellig: ‘Jazeker!’ We hadden een gesprek over de kerk, over kind van God zijn en het vallen en opstaan in het geloof. ‘We leven in het verbond en een verbond heeft een belofte en een eis. God heeft ons daarom Zijn wet gegeven.’ stelde hij.
Ook het huwelijk is een verbond. Je doet elkaar beloften, maar gaat ook verplichtingen aan. Die zijn zelfs wettelijk vastgelegd. Maar die verplichtingen ervaar je niet als verplichtingen. Je houdt immers van elkaar? En vanuit die liefde doe je niets liever, dan je verplichtingen tegenover die ander nakomen. Sterker nog: Je ervaart het niet eens als verplichting, maar doet het als vanzelfsprekend! De ander hoeft het ook niet aldoor tegen je te zeggen. Je weet het gewoon. Naar mate de liefde groeit, wil je steeds meer van die ander ontdekken. Hoe beter je de ander kent, hoe meer je de ander wilt behagen en dus wil je weten hoe je dat kunt doen. Wég met die sluier!
willen wordt moeten
Wanneer de liefde echter bekoelt en de relatie onder druk staat, dan wordt het ineens een ander verhaal. Je houdt misschien nog steeds van elkaar en je bent tenslotte nog getrouwd. Maar wat je eerst voor de ander deed zonder er over na te denken of juist heel bewust om de ander te behagen, wordt nu ineens een last. Het voelt ineens niet meer als willen, maar als moeten. En ook al zou je het desondanks gewoon doen, dan voelt het niet als bevredigend. Eigenlijk wil je liever juist het tegenovergestelde doen van wat je zou moeten doen. En de ander zal dit eveneens ervaren. In alles is merkbaar, dat het ineens een verstandelijk iets is geworden en niet meer iets van het hart. Het verlangen om de ander te behagen is uitgedoofd. Waar de relatie eerst beheerst werd door liefde, wordt die nu beheerst door de wet. Maar de huwelijkswet zelf is niet in staat om je relatie weer op de rit te krijgen. Dat kan alleen door de liefde.